In de oudheid hebben mensen zich staande gehouden met hardere omstandigheden en harder voedsel. En eigenlijk zijn we daar nog steeds op gebouwd. We hebben het vermoeden dat het gebit zich nog steeds aanpast aan de ouderwetse slijtage. Stel je voor: met ruwe vezels en nog wat zand door je eten slijten de tanden waar ze elkaar raken. Dan krijg je gleufjes in je gebit. Die slijtage is wat we zien bij schedels van mensen uit de oudheid. Maar bij die schedels zagen we dat de tanden met de versleten plekken toch keurig tegen elkaar aan stonden. Dus alles in het gebit heeft de neiging om tegen elkaar aan te groeien.
De meeste mensen eten tegenwoordig minder grove dingen. En je zou zomaar kunnen bedenken dat de oude neiging tot tegen elkaar aan groeien dan tot geduw leidt. Met scheef staan tot gevolg. En wat we ook zien bij oudere beugelklanten, is dat het nogal eens opnieuw scheef gaat staan. Een belangrijk advies voor die mensen is dan ook om nog steeds een nachtbeugel te blijven dragen. Totdat je je ermee verzoent dat je gebit scheef gaat staan.